1985 - Obaldiade

Drie absurde eenakters van René Obaldia in een regie van Francis Theuns.


- De Grootvizier
- Stikstof
- Eduard en Agrippien

Personages

KONING  

HORMONIUS  

HORTENSE  

MOEDER  

JUSTINE  

CASIMIR  

AGRIPPIEN  

EDUARD  

NOZEM  

Medewerkers

Regie

Teksthulp

Grime

regie-assistentie

Regie

Productie

Auteur

René Obaldia

Voorstellingen

9 maart 1985 20:30

10 maart 1985 20:30

Gildenhuis Stationsstraat Essen

Over het werk van de auteur

In 1965 verscheen 'Théâtre III'. René de Obaldia bundelde voor dit werk zeven korte eenakters: "Sept impromptus à loisir": Le Défunt, Le Sacrifice du Bourreau, Edouard et Agrippine, L'Azotte, Les Jumeaux étincelants, Le Grand Vizir, Poivre de Cayenne.

Toneel Pinokkelijn bracht De Grootvizier, Stikstof en Eduard en Agrippien.

René de Obaldia schreef over zijn impromptu's: "Ten hoogste drie personen, elk decor teruggebracht tot een skelet, de tijd van ontblote boezems... Dat wil zoveel zeggen als: deze impromptu's kunnen gespeeld worden in de armste en deftigste families, bij intieme feestjes en door gezinsleden van goede wil. Het gaat wel om impromptu's. Het zijn meer voorwendsels dan teksten. Alle speelruimte wordt opengelaten aan regisseur en spelers. Ik geloof dat deze kleine stukken van waarde zijn door hun levendigheid. Natuurlijk moet men hier niet de verworvenheden van het zogenaamde avant-garde theater in zoeken. Wel kans op gelukkige ogenblikken van medeplichtigheid bij een publiek, dat ernst niet verwart met zwaartilligheid."

Over de auteur

René de Obaldia is in Hong Kong in 1918 geboren en groeide in Frankrijk op, waar hij na enkele dichtbundels en romans (o.m. Les richesses naturelles, 1952), in 1960 met 'Genousie' zijn debuut als toneelauteur maakte. Zijn werk vertoont trekken van Anouilh, Ionesco, Beckett, Audiberti, Montherlant, Adamov, Sartre, Arrabal, Jarry en Billetdoux, maar draagt toch een geheel eigen stempel. Zijn kracht berust op een grote beheersing van de taal. Zijn verbeeldingskracht draagt er verder toe bij dat zijn werk een surrealistisch aandoend mengsel is van verzonnen verhalen en gewone gebeurtenissen, vol dwaze woordspelingen, waarbij een ernstige ondertoon soms echter niet ontbreekt.

Enkele werken: Le Satyre de la Villette, 1963; Le Géneral inconnu, 1964; Le Cosmonaute agricole, 1965; Du Vent dans les Branches de Sassafras, 1965.

Uit het programmaboekje

Koning
Een vlo heeft mijn sponde gedeeld - en ik heb er niets van gemerkt. Gisterenavond, toen ik mij alleen in de hangende tuinen bevond, heb ik de zon bij de keel gegrepen en geknepen uit alle macht. Hormonius, heb je gezien hoe de duisternis zich roodkleurde?

Hormonius
Komt de zon, uw listen verschalkend, niet elke morgen met haar stralende blik het oosten doorboren? Gehoorzamen de seizoenen niet ordelijk aan de pruimen, de peren en de abrikozen?

Hortense
Een fontein van bloed besproeide mijn tere naaktheid en plotseling zag ik de hand die had toegeslagen! Niet alleen de hand zag ik, maar ook de arm; niet alleen de arm, maar de man. Het was... Hormonius!

Moeder
Als Leon niet gesneuveld was bij Verdun zou ik nog wel twaalf kolonialen aan het Vaderland gegeven hebben... Maar Casimir telt in zijn eentje voor twaalf; hij heeft minstens maat 44.

Justine
Hij was de lolligste van allemaal, niet de kolonel, maar Toto. Hij wou altijd dat ik een vriendinnetje meegebracht. Charlotte. Of Zizi. Dan was ik het tenminste niet altijd, die 's morgensvroeg de koffie moest zetten. Maar voor jou zou ik best altijd willen zorgen, sardientjes voor je ontbijt en zo...

Casimir
Stikstof... stikstof... stikstof, dat is het binnen-ik van het buiten-ik van een soldaten-geweten dat bij zichzelf op wacht staat: dàt is stikstof!

Agrippien
Eduard, staat er in jou 'Kleine Gazet' soms ook iets over de nozems? Tegenwoordig staat het eerste beste schatje van zijn moeder klaar om je te vermoorden!

Eduard
Het leven is van nature een drama. Waarom? Omdat zij gehoorzaamt aan een waanzinnige strijd! Een strijd die waanzinnig is en tegelijkertijd geslachtelijk en die zich afspeelt tussen het handelijke niet-ik en het onstane opper-ik.

Nozem
Je geld, ouwe, of ik jaag je een kogel in je lijf.